Door Jan Willem Baljet op
De meeste van onze patiënten zijn echte gezelschapsdieren. Ze wonen bij hun eigenaar en laten zich verzorgen.
Hiernaast behandelen we ook regelmatig katten en honden die van bedrijven zijn. Bij katten gaat het meestal om ongediertebestrijding in winkels of horecazaken. Vaak worden ze teer bemind door een grote schare van fans. Niet alleen het personeel bekommerd zich om hen maar ook de klanten. Aan aandacht geen gebrek. Als ze bij mij komen, vraag ik of ze altijd even vriendelijk zijn en in veel gevallen is het antwoord nee. Deze katten zijn veel vreemden gewend (in tegenstelling tot onze gezins-kat) en hebben duidelijkere grenzen. Meestal hebben katten een hekel aan mensen die alcohol gedronken hebben. Ik denk dat dat komt omdat deze mensen zich anders gedragen en katten hebben daar geen zin in. Te opdringerig aaien kan dan een klap opleveren.
Honden kunnen voor bewaking zijn, maar de meeste werkhonden die ik ken werken bij een bedrijf op Schiphol. Het zijn speurhonden voor het opsporen van onder andere drugs en explosieven. De honden zijn over het algemeen opgegroeid in een gezin, maar door een gebrek aan uitdagingen voor deze honden werd het gezinsleven onmogelijk. Ze zijn dan ook erg fanatiek en willen het liefst de hele dag aan het werk. Alhoewel ze geen CAO hebben zijn er toch strikte regels. Zo hebben ze werk en rusttijden. Maximaal 20 minuten achter elkaar de vracht van vliegtuigen controleren en daarna weer rusten. Per begeleider zijn er altijd 2 honden. Als het werk erop zit gaan ze met hun geleider mee naar huis. Ze werken dus de hele dag samen, maar wonen ook samen. Dit geeft een zeer hechte band. De geleiders zijn vaak hele stoere mannen en vrouwen, maar ook bij hen zie ik dat ze een brok moeten wegslikken als hun hond even bij ons moet blijven voor een onderzoek of ingreep.
Werken voor de kost is dus zo slecht nog niet. Mijn eigen hondjes zie ik het ook doen. Onze Border terriër, Pippin als Cliniclown en onze oude Jack Russel, Muis als truffelhond.
Met vriendelijke groet,
Jan Willem Baljet